Van handgemaakt tot industriële fabricage

De eerste piano's werden individueel met de hand gemaakt, één voor één, door ambachtslieden. Hoewel pianomuziek vooral beperkt was gebleven tot de aristocratie, werd het na de Franse Revolutie in 1789 populair bij het grote publiek en nam de vraag naar instrumenten toe. Dit leidde tot een snelle industrialisatie van de pianoproductie.

Bovendien werd de muziek waar vroeger aan het hof van de aristocraten van werd genoten, nu uitgevoerd in concertzalen die destijds werden gebouwd voor wel 1000 tot 2000 mensen. Dit leidde op zijn beurt tot de vraag naar piano's met een hoger volume en langere sustain. De snaren werden onder hogere spanning gespannen en een stevig ijzeren frame werd gebruikt om ze te ondersteunen. De tijd was aangebroken dat individuele piano's niet meer volledig met de hand gemaakt konden worden.

Smith's iron braces Broadwood's frame Arlen's frame
Erard's double escapement action

In de 19e eeuw maakte de piano-industrie opmerkelijke verbeteringen en ontwikkelingen door en naarmate de vraag toenam, werd steeds massaler geproduceerd. Naarmate de uitvoeringstechnieken evolueerden en zich ontwikkelden, groeide bovendien de vereisten met betrekking tot de aanspreekbaarheid van het pianotoetsenbord. Toen pianisten begonnen te wedijveren met versieringen zoals trillers of snelle arpeggio's, of door snelle passages te herhalen, verlangden ze een gevoeliger pianomechaniek. In reactie daarop vond Pierre Érard uit Frankrijk in 1821 een revolutionair nieuw mechaniek uit dat het mogelijk maakte om noten snel te herhalen.

Erard's double escapement action

Tot het einde van de 18e eeuw was het standaardbereik, van het pianotoetsenbord vijf octaven (61 toetsen). In de jaren na 1800 is het bereik echter geleidelijk uitgebreid. En in de tijd van Chopin (1810-1849) en Liszt (1811-1886) was het uitbreid naar 82 toetsen.

Chopin verhuisde van Warschau naar Parijs op 20-jarige leeftijd, en gedurende de volgende 19 jaar tot het einde van zijn leven waren zijn favoriete piano's de door Ignace Pleyel gebouwde piano's. Liszt gebruikte piano's van bouwers als Carl Bechstein en Ludwig Bösendorfer. Hij was de eerste componist die onbeperkt gebruik maakte van het uitgebreide bereik en het toegenomen geluidsvolume.

The Hawkins upright piano & giraffe piano

Ondertussen werd in het begin van de 19e eeuw een compacte piano voor thuisgebruik ontworpen.

In de 18e eeuw werden vele instrumenten, bekend als claviciterium, gebouwd waarin de snaren van een klavecimbel op een verticaal frame werden uitgerekt. De staande piano wordt als geïnspireerd door het claviciterium beschouwd. John Isaac Hawkins, een Engelsman woonachtig in Philadelphia, slaagde erin om in 1800 de eerste echte staande piano te maken. Omdat het minder ruimte in beslag nam, werd de staande piano al snel populair.

Er werden ook staande (verticale) piano's gemaakt die uitgebreid gedecoreerd waren. De zogenoemde 'giraffepiano' is een typisch voorbeeld.

Rond het midden van de 19e eeuw, in het tijdperk van Chopin en Liszt, hadden de principes van het pianomechaniek en de onderdelen waaruit het bestaat, een zekere mate van perfectie bereikt. Daarna zouden de inspanningen en doelstellingen van pianomakers bijna volledig op kwaliteitsverbetering gericht zijn.

Pianosnaren werden nog dikker gewikkeld met draad en ook de totale spanning nam toe. Ter ondersteuning van deze snaren werden ze nu op een gietijzeren frame gespannen. Daar komt nog bij dat door het zoeken naar een helder en zuiver geluid, de gebruikte methode om de snaren te spannen tot de uiterste spanning opliep. Na de Eerste Wereldoorlog werd het standaardbereik van het toetsenbord 88 toetsen (7¼ octaven).

Op deze manier werden de algemene kwaliteit, de aanspreekbaarheid, het bereik en geluidsvolume geperfectioneerd om te voldoen aan de behoeften van het huidige tijdperk.